Het mag in eerste instantie misschien even afschrikken, maar het prepareren van een overleden dier, taxidermie genaamd, geeft juist een kans om het leven te vereeuwigen. Daar kwam Adriënne de Bock zo’n vijf jaar geleden achter, waarna ze haar job als studieadviseur op Nyenrode opzegde om aan de slag te gaan als taxidermist. En daar heeft ze haar draai ruimschoots gevonden: van kobaltblauwe vlinders tot fluffige zijdehoentjes. Haar huis in Roermond is inmiddels een klein natuurmuseum, van waaruit ze in haar atelier aan huis opdrachten voor anderen aanneemt.
Tekst: Chris Gijzen / Foto’s: Raoul Limpens
“Taxidermie is het opzetten van dieren en het stopzetten van het rottingsproces”, vertelt Adriënne, terwijl ze een grote lijst met vlinders tevoorschijn haalt. Adriënne heeft deze blauwe Morpho menelaus al geprepareerd in haar net nieuwe atelier. Op de grond eikenhouten planken die niet allemaal even recht zijn, aan de muur een stalen schap met stolpen en een houten kast met preparatiemateriaal. De plek waar de Roermondse zich terug kan trekken en, naar eigen zeggen, bijna meditatief bezig kan zijn.
“Bij het prepareren van vlinders worden geen chemicaliën gebruikt”, legt Adriënne uit. Ze vervolgt: “Het is noodzakelijk ze eerst goed te hydrateren”. De vlinders gaan in een vochtig bakje met keukenpapier, totdat het lijfje en de spieren weer soepel genoeg zijn om ze op te kunnen zetten. De gevleugelde insecten gaan op een plankje met een gleufje in het midden. “Dan vouw ik vleugels aan weerszijde omlaag en trek ze met een pincet naar de positie waarin ik ze wil hebben. Er gaan naaldjes in papiertjes die om de vleugels zijn gevouwen. Dan moeten ze een paar dagen in die positie drogen.”
Lees het hele interview met Adriënne de Bock in Navenant uitgave 4 vanaf pagina 58.
Bestel hier Navenant editie 4.