Sluiten

Als een bedoeïen in Jordanië

Groene wadi’s, ruige canyons, ruwe rotspartijen en kilometers aan stoffige zandpaadjes vormen The Jordan Trail. Deze 675 kilometer lange wandelroute, die start in Umm Qais, vlak bij de Golanhoogten en eindigt in Aqaba aan de Rode Zee, is niet voor niets door National Geographic uitgeroepen tot een van de must-do wandeltochten ter wereld. Wandelaars volgen een oude karavaanroute, waarover bedoeïenen in de Klassieke Oudheid goederen uit Egypte en Syrië naar Saudi-Arabië brachten. Tussen bergdorp Dana en de stad Petra loopt het meest verbluffende deel van de voormalige handelsroute. Reisjournalist Kayleigh trekt een week lang offline door Jordanië en trekt van Dana naar Petra om te leven als een bedoeïen.
Tekst en beeld: Kayleigh van Proemeren

‘Yallah, Yallah’ gonst het tussen de tientallen meters hoge, okerkleurige rotsblokken. Onze lokale gids Ghassab heeft het tempo er flink in zitten. Zijn donkerbruine, lange rasta’s komen onder zijn hoedje uit en de gitzwarte eyeliner rondom zijn ogen staat in schril contrast met het kleurrijke vest dat hij draagt. Klauterend van de ene naar de andere rots baan ik me een weg naar de top van de bergpas. Mijn wandelstokken klem ik aan mijn tas, voor dit stuk van de route zijn mijn handen beter gereedschap. Onderweg vraag ik me meermaals af of ik op aarde of op Mars loop. Aangekomen op hoogte is het tijd voor een welverdiende pauze. Uit de donkerbruine zadeltas van ezel Shaggy tovert Hassan, de broer van Ghassab, een zwartgeblakerde theepot. Met gesprokkelde houtjes maakt hij een vuurtje. Van de wilde salie die hij onderweg geplukt heeft, trekt hij smaakvolle thee. ‘Bedoeïenwhiskey,’ schatert hij. ‘Jullie natuurlijke Red Bull voor aankomende week’, voegt hij toe.

Kennismaking met het nomadenbestaan
Van de luchthaven van Amman reis ik per bus naar Shobak. Midden in de nacht arriveer ik in mijn hotelkamer. Ik neem een warme douche, de laatste voordat ik back to basics de woestijn intrek, en plof op een zacht bed. Over exact drie uur en vijftien minuten gaat de wekker en begint mijn nomadenavontuur. De volgende ochtend vertrek ik in een gammel busje met vijftien vreemden en twee lokale gidsen naar het startpunt van onze etappe, zo’n kwartier rijden van Shobak. Op een paar zandkleurige huisjes en een kudde geiten na, zie ik niets dan ruig terrein. In the middle of nowhere wordt er op de rem getrapt. ‘Yallah, uitstappen’, roept Hassan. Met ietwat kleine oogjes stapt iedereen uit. De zenuwen zijn voelbaar. Niemand weet wat ons aankomende dagen te wachten staat.

Zigzaggend daal ik af de kloof in. Na elke bocht wacht een nieuw landschap. Ik kijk omhoog naar de torenhoge rotsmassieven en voel me klein. Palmbomen die uit de rotsen lijken te groeien, kleuren de kloof groen. Een vreemd gezicht in dit gortdroge landschap. Kilometers verderop is diezelfde canyon volgelopen met water. Ik wissel mijn wandelschoenen voor mijn waterschoenen en ploeter door het turquoise water. Op sommige plekken staat het water tot mijn liezen, maar met de brandende zon op mijn grijze zonnehoedje is dit een aangename verkoeling.    

‘Proef dit eens’, fluistert Ghassab. Hij duwt een geelgroen blad in mijn handen. Ik frons mijn wenkbrauw, maar toch steek ik het in mijn mond. ‘Hmm, smaakt naar brocolli’, roep ik verbaasd. ‘De natuur is onze keuken’, lacht hij. Zo leer ik onderweg steeds meer over het bedoeïenenbestaan.

Slapen onder de sterren
Zweetdruppels sijpelen langs mijn gezicht en mijn kuiten beginnen te verzuren. ‘Achter die heuvel gaan we ons kamp opzetten’, wijst Hassan, die nog steeds zonder te puffen in zijn zwarte gebreide coltrui loopt. Ik wandel heuvelop in de felle zon. Sneller dan gedacht ben ik achter de heuvel, die zojuist nog mijlen ver leek. Een stenen plateau strekt zich voor me uit, omringd door spitse bergtoppen en enkele eenzame bomen. Ik pak mijn tent, matje en slaapzak en creëer in enkele minuten een primitieve slaapplek met uitzicht op de bergen. Zittend voor mijn tent, kijk ik over het plateau naar de horizon die lichtoranje en roze kleurt. Ondertussen filosofeer ik met een van mijn medereizigers over het leven. Ondanks dat het ietwat onwennig voelt om een gesprek te hebben met volle aandacht, zonder telefoon en afleiding, merk ik dat het juist die verbinding is, die ik mis in mijn dagelijkse leven. De hersenspinsels die ik constant in de moderne wereld heb, ebben langzaam weg. De rust omarmt me en het thuisfront laat ik voor even los.  

Fonkelende sterren staan aan de hemel. Met mijn hoofdlampje op loop ik naar de      tent van de bedoeïenen die ons deze week begeleiden. Een kruidige geur trekt mijn aandacht en ik vraag wat er op het menu staat. ‘Zarb’, antwoordt Hassan. Hij neemt me mee naar een ondergrondse oven en tovert daar een ijzeren plateau bedekt met wortel, aardappel, ui, kip en rijst uit. Het water loopt in mijn mond. Een verse maaltijd      boordevol groente is zeer welkom na de inspanning. Met goedgevulde buik zeg ik welterusten tegen mijn medenomaden. Even twijfel ik of ik in de buitenlucht onder de sterrenhemel ga slapen, maar de hevige wind maakt de keuze makkelijk: de tent in.

Dagelijkse ritme
Elke dag kom ik meer in het nomadenritme. Nog voor de zon boven het Jordaanse landschap schittert, begint onze dag in het kamp. Tent afbreken, grote backpack klaarmaken voor transport met de jeep, waterzak vullen met bronwater uit flessen en      een lunchpakket samenstellen. We binden een extra watervoorraad op de rug van Shaggy, onze ezel, en ik vul een kleinere rugzak die ik zelf draag. Een ontbijt met      fruit, groente, platbrood, ei, hummus en saliethee geeft me energie voor de wandelkilometers die me te wachten staan.

Voor de ochtendsluier is verdwenen, loop ik al over een zandvlakte, in de voetsporen van vele generaties bedoeïenen. Mijn dagelijkse routine mag dan voorspelbaar zijn, vervelen doe ik me geen dag. Ik bewonder rotstekeningen gemaakt door jagers uit de steentijd. Ik zie hoe geitenherders in de woestijn hun kudde geiten naar de schaarse groene plekken begeleiden. Ik wandel door oases vol dadelpalmen, langs groene weiden bezaaid met paarse kogelbloemen en langs gele rotsen vol gaten, die me doen denken aan een maanlandschap. Elke avond wijzen de bedoeïenen me een andere slaapplek onder de sterren. Mijn lichaam is moe op een aangename manier. De behoefte om voor het slapengaan te scrollen voel ik niet, de sterrenhemel is genoeg. De volgende ochtend sta ik weer voor zonsopkomst buiten in de wildernis. De dagplanning herhaalt zich.         

Via de achteringang
Na vijf dagen wandelen bereiken we de ‘achterdeur’ van de stad Petra. Dit doolhof aan grotten, tombes en tempels werd zo’n 2.000 jaar geleden door de Nabateeërs, een nomadisch woestijnvolk, met de hand uitgehakt. De serene rust van de woestijn      maakt geleidelijk plaats voor het geroezemoes van opgedofte toeristen. Wanneer ik een dame in een lange witte jurk zie paraderen en een net iets te sterke parfumgeur opsnuif, besef ik dat mijn avontuur in de woestijn er bijna op zit. Gelukkig weet Ghassab als geen ander de verborgen straten, grotten en graftombes in zijn geboortestad te vinden. ‘In deze grot heb ik gewoond’, zegt hij. ‘Iets verderop ging ik naar school en leerde ik rekenen,’ wijst hij met zijn vinger in de verte.

‘Voor we de bewoonde wereld in Wadi Musa binnenwandelen, ga ik jullie nog een laatste keer de verlatenheid van de woestijn laten voelen’, zegt Ghassab. Een halfuur lang mogen we niet praten, fluisteren of lachen. Niets meer dan het geluid van krakend grind onder onze schoenen en het getjirp van vogels om ons heen. Ik dwaal nog een keer onder de brandende zon, waarvan ik de hitte deze week meermaals vervloekt heb, naar het eindpunt van het wandelavontuur. In mezelf gekeerd denk ik terug aan de afgelopen dagen. Duizend gedachten dwarrelen door mijn hoofd, maar ik kan ze niet vatten. Vijftien vreemden werden elke dag een beetje closer. Samen overleven in het wild, oneindig veel lachen, soms een traantje wegpinken. Een week lang buiten spelen zonder stromend water en toilet. Geen besef van tijd en onbereikbaar zijn. Vol verwondering en lessen voor het leven. Terug in de gehaastheid van het normale leven zal ik nog vaak terugverlangen naar het bedoeïenenleven in Jordanië.

Praktische informatie over The Jordan Trail

Praktische informatie over The Jordan Trail

Wie kan er deelnemen?
De Jordan Trail is geschikt voor avonturiers tussen 16 en 65 jaar met een goede basisconditie. Je hoeft geen ervaren wandelaar te zijn, want een gids helpt je met navigeren en vragen onderweg.

Wanneer?
Het voorjaar en de herfst zijn de perfecte wandelseizoenen in Jordanië. In de zomer is het er te heet en in de winter valt er veel regen, waardoor delen van de route onbegaanbaar zijn.

Hoe zit het met mijn bagage?
Je grote backpack wordt van kamp naar kamp vervoerd. Tijdens het wandelen draag je alleen een dagrugzak met voldoende water (3 tot 4 liter), zonnebrandcrème, een lunchpakket en persoonlijke spullen.

Hoeveel kilometers wandel je per dag?
De etappes variëren van 14 tot 18 kilometer. Gemiddeld ben je zo’n 6-8 uur aan het wandelen per dag.

Waar slaap je?
De eerste en laatste avond slaap je in een basic hotel. Tijdens de trail slaap je in the middle of nowhere, net als de bedoeïenen. Zet je tent op met magisch uitzicht over de uitgestrekte landschappen of rol je matje uit onder de heldere sterrenhemel.      Kampeerspullen kun je huren bij de organisatie.

Wat eet je?
Tegen een meerprijs geniet je van de lokale bedoeïenenkeuken. Een chef bereidt dagelijks verse gerechten voor je. Een absolute aanrader! Als aanvulling neem je voor onderweg voldoende graanrepen, noten en druivensuiker mee.

Hoe groot is de groep?
De groep bestaat uit maximaal 30 personen. Afhankelijk van de groepsgrootte wordt de groep in tweeën gesplitst.

www.thejordantrail.org

Wij helpen u graag verder
Velden met een * zijn verplicht