Wie kent hem nog? Eddy Wally, de Vlaamse volkszanger die in 2016 overleed, had ruim 30 jaar geleden een grote hit met het nogal oubollige nummer ‘Valencia’. “Waar verliefde paartjes dromen bij een glaasje rode wijn, 'k Zou zo graag weer in de mooiste stad van Spanje willen zijn”, zong de in België mateloos populaire ‘Voice of Europe’ al toen Valencia nog amper door het toerisme was ontdekt.
Bij binnenkomst in tapasbar Boatella, pal tegenover de ingang van de Mercado Central, zien we op onze eerste avond in tegenstelling tot Vlaamse Eddy geen verliefde paartjes maar vooral oude mannetjes die aan de wijn zitten. Niet romantisch, wél leuk. En wat belangrijker is: Boatella heeft een grote keus aan overheerlijke, verse tapas. Twee uurtjes later rollen we voldaan naar buiten en staat deze bar met stip in ons oneindige boek ‘hier moeten we zeker nog eens terug komen’.
Tapastour
De volgende ochtend hebben we om 10 uur een afspraak met gids Suzie. Zij neemt ons tijdens een tapaswandeling mee door het historische centrum, waarbij we op gezette tijden zullen stoppen voor ‘iets lekkers’. Dé grote trekpleister voor dat ‘lekkers’ is de Mercado Central, een van de grootste overdekte markthallen van Europa. Het gebouw stamt uit 1914 en is schitterend gerestaureerd waardoor de vele Art Nouveaudetails in oude glorie herleven. Maar we zijn hier natuurlijk vooral voor de honderden kraampjes met verse groenten, vlees, vis, kazen, olijfolie en noem maar op.
Het duizelt ons van het enorme aanbod in dit paradijs voor lekkerbekken. Suzie loopt rechtstreeks naar een prachtige hoekkraam vol met worsten, hammen en kazen. Eigenaresse Ampáro heet ons glimlachend welkom en begint meteen enthousiast een proefplankje te snijden. Glas rode wijn erbij dan maar? “Ach, het is al half elf in de ochtend”, zegt ze knipogend als ze lichte twijfel bij ons meent te bespeuren. En meteen gaat de kurk van de fles en laat Ampáro ons het etiket zien. De wijn is gemaakt van de Bobaldruif, een van de drie druivenrassen uit de regio Valencia.
Tijdens onze wandeling komen we enkele keren langs een horchateria en op onze vraag wat dat is, antwoordt Suzie dat je daar horchata drinkt. “Een drankje dat je eigenlijk alleen in Valencia tegenkomt. Het is gemaakt van chufas, een soort nootjes die net als pinda’s onder de grond groeien. Na te zijn gedroogd worden de chufas gemalen, geweekt in water en gemengd met suiker. Het melkachtige drankje dat je dan krijgt heeft een zoete smaak en is heel verfrissend omdat het ijskoud wordt geserveerd. Je eet er een farton bij; een langwerpig broodje dat je in de horchata doopt.” Weer wat geleerd!
Fietsen
De laatste jaren is fietsen ongekend populair geworden in Valencia. Er zijn volop fietsstroken en fietsroutes en er is een groot aanbod aan fietsverhuurders. Je vergroot je actieradius enorm en door de vlakke ligging aan zee fiets je ook gemakkelijk naar het strand. Wij maken een tochtje landinwaarts, door de rond 1970 droog gelegde bedding van de rivier de Turia die midden door de stad loopt.
Ciutat de les Arts i Les Ciències
Richting zee ligt misschien wel de grootste bezienswaardigheid van Valencia: de Ciutat de les Arts i les Ciències, kortweg CAC; de stad van de kunsten en wetenschappen. Dit ronduit spectaculaire complex van futuristische gebouwen is ontworpen door de wereldberoemde Valenciaanse architect Santiago Calatrava, die hierdoor in zijn eigen geboortestad de status van halfgod heeft bereikt. Deze ‘stad in de stad’ trekt jaarlijks maar liefst driemiljoen bezoekers! Belangrijkste blikvanger is het operahuis, het Palau de les Arts Reina Sofia, waar maar liefst tien jaar aan werd gebouwd. Pal ernaast ligt l’Hemisfèric, een in de vorm van het menselijk oog gebouwd IMAX-theater.
Dat bewaren we voor een volgende keer, want de volgende twee gebouwen van de CAC staan op ons lijstje om van binnen te bezoeken en dan wordt de dag anders écht te kort. Allereerst is er het Museu de les Ciències Principe Felipe, het wetenschapsmuseum. Je komt hier ogen en oren te kort, zowel voor het indrukwekkende gebouw als voor de vele boeiende collecties. Het leukste bewaren we voor het laatst, want in het vierde gebouw Océanographic is een van de grootste zeeaquariums ter wereld gehuisvest. Absoluut een must om te bezoeken.
Paella
Onze laatste dag breekt aan. Drie dagen blijkt écht te kort voor deze heerlijke stad. Maar gelukkig staat voor vandaag nog paella op het programma. Voor wie het nog niet weet: Valencia is in Spanje de onbetwiste ‘hoofdstad van de paella’, en gele rijstschotel is in stad en regio een wezenlijk onderdeel van het culinair erfgoed. Niet zo vreemd, als je kijkt naar de uitgestrekte rijstvelden die aan de zuidkant van de stad bij het regionaal natuurpark Albufera liggen. In Valencia is zelfs een museum aan de rijstcultuur gewijd, het Museo del Arroz.
Van gids Suzie hebben we al geleerd dat je paella nóóit ’s avonds eet, maar alleen als lunch. In restaurants schept de ober meestal de paella vanuit de pan op je bordje, maar als je het wil eten ‘zoals het heurt’ dan eet je met een houten lepel rechtstreeks uit de pan. Met meerdere personen heeft iedereen in die pan zijn denkbeeldige pizzapunt, waarvan de grenzen strikt worden bewaakt. En wáág het niet die lekkere mossel of dat heerlijke stukje kip uit de punt van je tafelgenoot te scheppen!
Onze keus is gevallen op restaurant Nou Raco in het een paar kilometer buiten Valencia gelegen dorpje El Palmar. Vanaf het dakterras heb je hier een subliem uitzicht over het Albuferameer. Bij binnenkomst komt het geroezemoes ons al tegemoet, want gewoon op een doordeweekse donderdagmiddag zitten er hier gemakkelijk tweehonderd gasten aan tafel. En iedereen bestelt paella! Al etend vliegt de middag voorbij en klopt ook de laatste avond onverbiddelijk aan de deur. ‘Om het af te leren’ lopen we nog éven de stad in voor een glas wijn. Trek hebben we niet meer, maar een bordje Manchegokaas erbij blijkt nog best verleidelijk…. Hasta luego Valencia!